Laaggeletterdheid in Nederland: cijfers en feiten
Redactie
18 oktober 2023
Leestijd:
Nederland telt 2,5 miljoen laaggeletterden. Maar wanneer is iemand laaggeletterd? En wat is er over deze groep bekend? In dit artikel delen we de feiten en cijfers uit de Literatuurstudie feiten en cijfers laaggeletterdheid (2018) door Stichting Lezen en Schrijven.
Een laaggeletterde heeft moeite met lezen, schrijven en/of rekenen, en heeft vaak ook beperkte digitale vaardigheden. Taal, rekenen en digitale vaardigheden, ook wel basisvaardigheden, gebruiken we bij kleine alledaagse dingen, soms zonder dat we het zelf merken. Denk eens aan medicijngebruik: wanneer je niet in staat bent om de meegeleverde bijsluiter te begrijpen en de juiste hoeveelheid medicijnen te gebruiken, kunnen er vervelende, of zelfs gevaarlijke situaties ontstaan.
Het is dus belangrijk dat er bewustwording bestaat over laaggeletterdheid en de gevolgen ervan voor iemand. We hebben tien feiten en cijfers voor je op een rijtje gezet. Wist jij dit al?
- Een volwassene die laaggeletterd is, is geen analfabeet. Een laaggeletterde kan wel lezen en schrijven, alleen niet goed genoeg om helemaal mee te doen in de samenleving.
- Het percentage laaggeletterden is de afgelopen jaren gestegen. Hier zijn meerdere redenen voor: vergrijzing, nieuwkomers en verlaagde basisvaardigheden onder jongeren.
- Vrouwen zijn iets vaker laaggeletterd dan mannen: 12,7 procent versus 11,2 procent.
- Meer dan de helft van de laaggeletterden van 16 tot 65 jaar heeft Nederlands als moedertaal.
- Meer ouderen dan jongeren zijn laaggeletterd.
- 58.000 mensen hebben geen betaalde baan omdat zij moeite hebben met taal en/of rekenen.
- Bijna 100.000 mensen leven in armoede door laaggeletterdheid.
- Kinderen die opgroeien in gezinnen met laaggeletterde ouders presteren op school minder goed op het gebied van taal dan kinderen die opgroeien in hooggeletterde gezinnen.
- Laaggeletterden hebben meer kans op een slechtere gezondheid dan mensen die niet laaggeletterd zijn.
- Dementie komt vaker voor bij laaggeletterde dan bij niet-laaggeletterde ouderen.